Mijn buurman laat de bomen in zijn tuin zo hoog groeien dat ik geen zon meer heb in mijn tuin. Ik weet niet of ik er boos of blij van word. Een paar jaar terug heb ik er nog wel wat van gezegd, maar dat had geen effect. In die bomen zingen en nestelen nu vogels en op hete zomerdagen is er een natuurlijke beschutting. Ik mis alleen die ochtend-voorjaarszon, die nu niet meer in dat ene hoekje van de tuin kan komen.
Wat is er nog meer in de schaduw? Onzichtbaar en beschut…..
Soms struin ik op het internet rond, als in een boekwinkel. Onbewust doelgericht komt er dan altijd wel iets naar mij toe. Nu vond ik het boek ‘Mijmeringen in de schaduw’ van de Vlaamse filosoof Ulrich Libbrecht (1928-2017). Een boektitel, die refereert aan ‘zowel letterlijk het dagelijks zitten en reflecteren in zijn tuin, als metaforisch het verdwijnen uit de spotlights van de maatschappelijke activiteit...’ Hij schrijft:
“Ik heb in mijn leven grote verheven landschappen gezien, die mij overdonderden, mij een gevoel van kleinheid gaven en toch grepen ze mij niet in het hart en bleef mijn ontroering esthetisch. Bergen en woestijnen, wouden en meren zongen een goddelijk lied, maar ze zongen te luid. Mijn beek zong een kinderlied waarnaar mijn hart luisterde zonder er moe van te worden.”
“…. een landschap, waar de leegte domineert, waar de dingen in wegzinken en zichzelf ‘nietsen’. Dit is het mystieke landschap dat alle ruimte biedt aan dat ontroerbare hart van mij. Er opent zich een dimensie die wij niet zien als we rusteloos over de oppervlakte rondrennen langs euclidische rechten. Doorheen dergelijk landschap kijkt men ‘God’ in het gelaat, proeft men het Grote Mysterie en klopt het hart mee met het ritme van de natuur.”
Net als met Krishnamurti zou ik wel graag met Ulrich Libbrecht naast elkaar op een bankje zitten, als twee vrienden.
Ulrich vindt ‘het’ in de chinese wijsheid:
“ik denk dat de taoïsten met wu-wei bedoelen: laat het land met rust; dan wordt je hart rustig en hoor je de diepte.”
Mijn gedachten gaan naar het medicijnwiel van de inheemse bevolking van Amerika, met haar tonal-as en nagual-as. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de zichtbare krachten op de ‘tonal-as’ (noord-zuid) en onzichtbare krachten op de ‘nagual-as’ (oost-west). In combinatie met Groot Mysterie, ‘de leegte van Al Wat Is’. Hier wordt onderscheid gemaakt met Grote Geest. Volgens het scheppingsverhaal van deze oerreligie begint het verhaal bij WAKAN, de oergrootmoeder, ‘het alles in zichzelf rustende’. En WAKAN gaat voortdurend over in SKWAN, de scheppende geest….
“In den beginne en aan het einde, buiten ruimte en tijd, als eeuwig niets zijnde, als al-enige oergrond, waarin alle mogelijkheden van het leven, de leegte en de bron zijn, is “Wakan” – onze oergrootmoeder, het oervrouwelijke, waaruit alles geboren wordt. Wakan is de cirkel, het alles, het in zichzelf rustende, het ontvangende. En Wakan gaat voortdurend over in “Skwan”, onze oergrootvader, het oermannelijke. Hij is de oorsprong, de heilige schepping. Skwan is de spiraal, het actieve, het scheppende…... Wakan en Skwan houden van elkaar. Skwan schenkt zijn zaad aan Wakan, en als vrucht van hun liefde scheppen zij al het leven……”
(Uit: Praktische Natuurmagie, van Marie-Lu Lörler)
In mijn gedachte begeeft Ulrich Libbrecht zich al wandelend in WAKAN, wu-wei….
Ulrich was in België hoogleraar in de filosofie van China, boeddhologie en comparatieve filosofie. Kende hij het verhaal van WAKAN en SKWAN? In zijn hart kende hij het in ieder geval wel. Hij schrijft:
“…weemoed is de notenbalk waarop ik zowel de lach als de traan schrijf, het draagvlak van al mijn ontroeringen. De weemoed is de grondklank van mijn wezen, maar wie of wat is de schepper van deze dragende klank?.... de mysterieuze on-grond, een oneindigheid….”
“Nooit word ik mijn eigen moeder, nooit word ik de zuivere ruimte, de reine oerkracht. En daarom is de weemoed mijn grondgevoel, het is heimwee naar de onvergankelijke echtheid. Daarom ook koester ik de weemoed en laat niet toe dat ze zich vertaalt in vreugde en verdriet, gevoelens die gebonden zijn aan de dingen en mij onttrekken aan de diepte…”
…. en daar had ik nu wel –samen op een bankje- met hem over willen mijmeren…..over dit en over de wijsheid van de heks en de medicijnvrouw….
(wordt eventueel vervolgd)